
Pensioenrechtspraak 2024
1 INLEIDING
De belangrijkste en/of meest opvallende uitspraken van 2024 zijn hierna besproken. Deze zijn zoveel mogelijk gerangschikt naar onderwerp en in deze volgorde besproken:
- Wet toekomst pensioenen;
- indexatiegeschillen;
- werkingssfeergeschillen;
- geen premie, wel recht;
- nakoming pensioenovereenkomst;
- aansprakelijkheid adviseur.
In de volgende editie van Pensioen & Praktijk zal ik de belangrijkste uitspraken analyseren ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- faillissement en pensioen;
- overige opvallende uitspraken.
In de volgende editie wordt ook stilgestaan bij uitspraken van het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening (Kifid) en de eerste uitspraken van de Geschillen Instantie Pensioenfondsen (GIP).
2 WET TOEKOMST PENSIOENEN
Inzage in adviezen landsadvocaat De eerste vier uitspraken waarin de Wtp centraal staat, zijn een feit. In volgorde van publicatie begon dat met de uitspraak waarin een eiser, van de staat (tevens zijn oud werkgever), afgifte vorderde van adviezen van de landsadvocaat uit 2011, 2013 en 2020.1 Dit zonder succes. De adviezen vallen onder het ‘professionele verschoningsrecht’. Het belang van de staat bij vertrouwelijkheid weegt zwaarder.
Verbod op aanpassing pensioenuitkering aan Wtp ‘prematuur’
Een volgende eiser wendde zich eveneens tegen de staat en vorderde (samengevat) dat zijn pensioenuitkering van ABP niet aan de Wtp aangepast mag worden.2 De kantonrechter wijst zijn vorderingen af: deze zijn ‘prematuur’ nu (nog) niets concreets te zeggen is over de gevolgen van de transitie voor het pensioen van eiser. De transitie naar het nieuwe stelsel is binnen het ABP (en andere pensioenfondsen) immers nog bij lange na niet voltooid. Aan het daadwerkelijk invaren gaat op grond van de Wtp voorts een uitgebreid proces vooraf met diverse waarborgen voor belanghebbenden. Tegen de wijze van invaren kan inderdaad geen individueel bezwaar worden gemaakt, maar de procedure zelf is met allerlei waarborgen omkleed. Pas na voltooiing van het invaarproces kan worden vastgesteld of het pensioenperspectief van eiser is gewijzigd en of deze wijziging een ongerechtvaardigde inmenging in het eigendomsrecht teweegbrengt.
[....]